Momenteel loopt er, op aandringen van de Tweede Kamer, een onderzoek door bureaus Beke en Ateno naar ‘homogenezing’. De Kamer maakt zich namelijk zorgen over met name jonge en kwetsbare lhtb’ers die worden geconfronteerd met ‘homogenezing’. Gisteren heeft minister Hugo de Jonge de belangrijkste uitkomsten van dit onderzoek naar de Tweede Kamer gestuurd.
Psychische schade
Uit dit onderzoek blijkt dat voornamelijk in bepaalde orthodoxe geloofsgemeenschappen homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd. Hier worden homoseksuele gevoelens ontmoedigt en de kop ingedrukt. In sommige gemeenschappen zien ze dit als een demon die moet worden uitgedreven. Een gevolg hiervan is dat sommigen langer ‘in de kast’ blijven, omdat ze er niet voor durven uit te komen. Het toepassen van ‘homogenezing’ kan echter ernstige psychische schade aanrichten.
Jonge lhtb'ers
Een andere uitkomst van dit onderzoek is dat ‘homogenezingstherapie’ weinig onder minderjarigen wordt gedaan. Dit komt doordat jonge lhtb’ers, die uit geloofsgemeenschappen komen waarin dit niet geaccepteerd wordt, vaak proberen om deze gevoelens zo lang mogelijk te verbergen. Wanneer deze gevoelens wel naar buiten komen, zijn zij vaak al een stuk ouder. Opvallend is dat homoseksuelen die ‘conversietherapie’ hebben ondergaan, vaak zelf de therapeut hebben benaderd.
Positieve houding
Ondanks dat ‘homogenezing’ vaker voorkomt in strenggelovige gemeenschappen, benadrukt De Jonge dat het grootste deel van de onderzochte geloofsgemeenschappen een positieve houding heeft ten opzichte van leden met een lhtb-achtergrond.